Samen getuigen van God

Op 17 januari bracht paus Benedictus XVI een bezoek aan de Grote Synagoge in Rome. Hij trad hiermee in het voetspoor van Johannes Paulus II, die op 13 april 1986 als eerste paus deze synagoge bezocht. Met fotoreportage en videobeelden.

Zie de FOTOREPORTAGE op en de VIDEOREGISTRATIE op KatholiekNederland.nl

In 2006 al nodigde de opperrabbijn van Rome, Riccardo Di Segni, paus Benedictus uit voor dit bezoek, een uitnodiging die maart 2009 werd herhaald en begin januari van dit jaar opnieuw werd bevestigd. Een gebaar van betekenis, na de Williamson-affaire van begin 2009 en het verlenen van de status ‘ eerbiedwaardige dienaar Gods’ aan ‘oorlogspaus’ Pius XII (1939-1958), gebeurtenissen waarop Di Segni zelf uitgesproken kritisch had gereageerd.

Jodendom in Rome

In Italië wonen naar schatting 35.000 Joden, van wie er zo’n 26.000 officieel ingeschreven staan bij een Joodse gemeente. Anders dan in Nederland zijn de Joodse gemeenten verenigd in een overkoepelende unie. Deze ‘Unie van Joodse gemeenten in Italië’ (Ucei) omvat een breed spectrum aan overtuigingen, van orthodox tot meer seculier. Alleen de ultra-orthodoxen en de reformbeweging zijn niet aangesloten.

Van alle Joodse gemeenten in Italië is die van Rome met naar schatting 15.000 leden de grootste. Ze kan bogen op een geschiedenis van meer dan 2000 jaar. In de eerste eeuw voor onze jaartelling woonden er al enkele tienduizenden Joden in Rome. Zij onderhielden goede betrekkingen met Julius Caesar, die hun het recht verleende hun religieuze wetten na te leven, inclusief de voedselvoorschriften (kasjroet). In het jaar 70 na Chr. verwoestte de Romeinse veldheer Titus de tempel van Jeruzalem. Behalve de tempelinventaris voerde hij uit Judea duizenden Joden in slavernij mee naar Rome, waardoor de gemeenschap substantieel groeide. De Judese Joden brachten hun eigen liturgische gebruiken mee, die hebben bijgedragen tot de ontwikkeling van een eigen Italiaans-Joodse gebedstraditie. Deze traditie, de zogeheten ‘Noesach Italki’ (‘Italiaanse ritus’) wordt vooral in Milaan en Rome gevolgd, ondermeer in de Grote Synagoge. Zij kent een eigen volgorde van gebeden en eigen melodieën.

In Rome viert men bovendien de ‘Mo’ed di Piombo’ (‘Dag van Lood’), die dit jaar toevalligerwijs op 17 januari viel. Op Mo’ed di Piombo wordt herdacht dat in 1793 de Joden van Rome werden aangevallen door anti-Joodse Romeinen. Die poogden het Joodse getto in brand te steken door bij de poorten vuren aan te leggen. Doordat een storm opstak, doofden de vlammen en ontsnapten de Joden aan de dood.

Symbolische betekenis

Het bezoek van Johannes Paulus II in 1986 aan de Grote Synagoge was het eerste van een paus aan een synagoge überhaupt. De foto van de begroeting van de paus door de toenmalige opperrabbijn Elio Toaff, voor de trappen van de synagoge, is hét beeld van de veranderde relatie tussen jodendom en rooms-katholieke Kerk. Ook de toespraak van Johannes Paulus II in de synagoge was memorabel, met name zijn woorden over de fundamentele band tussen christenen en Joden: “De Joodse godsdienst is ons niet ‘vreemd’, maar is in zekere zin ‘wezenlijk’ aan onze godsdienst. Wij hebben er daarom betrekkingen mee, die wij met geen enkele andere godsdienst hebben. U bent onze lievelingsbroeders en, zo zou men kunnen zeggen, onze oudste broeders.”

Dat men ook het bezoek van paus Benedictus van grote betekenis achtte bleek uit de aanwezigheid van ondermeer een delegatie van het Israëlisch opperrabbinaat en de Latijns Patriarch van Jeruzalem, aartsbisschop Foead Twal. Aartsbisschop Twal was –ook een belangrijk gebaar – persoonlijk uitgenodigd door de Joodse gemeenschap van Rome. De paus werd vergezeld door staatssecretaris Bertone en kardinaal Walter Kasper, voorzitter van de Pauselijke Commissie voor Religieuze Betrekkingen met de Joden. In het publiek bevonden zich verder onder anderen overlevenden van de concentratiekampen en vertegenwoordigers van verschillende kerken en van de moslimsgemeenschap in Italië.

Pius XII en de Sjoa

In zijn welkomstwoord vroeg de voorzitter van de Joodse gemeenschap in Rome, Riccardo Pacifici, een minuut stilte voor de slachtoffers van de aardbeving in Haïti.

Pacifici bracht een belangrijk geschilpunt tussen het Vaticaan en de Joodse gemeenschap aan de orde, de rol van paus Pius XII tijdens de Tweede Wereldoorlog,. Pacifici memoreerde het feit dat zijn eigen vader aan de Sjoa was ontkomen doordat hij zich had kunnen verbergen in het klooster van de Zusters van de Heilige Marta in Florence. Duizenden katholieken hebben Joden zo geholpen, zei hij, zonder daarvoor iets terug te vragen. Dat paus Pius XII zich niet openlijk zou hebben uitgesproken tegen de vervolging van de Joden merkte hij aan als een ‘verzuim’; een openlijke stellingname zou hen die vluchtten voor uitroeiing moed en hoop gegeven kunnen hebben. In zijn rede noemde Benedictus XVI de onverschilligheid van velen, ook van katholieke Italianen, tegenover de uitroeiing van de Joden, maar merkte ook op dat velen met gevaar voor eigen leven de Joden hadden geholpen. In dit verband verwees haar naar de ‘vaak verborgen en discrete’ hulp die de Heilige Stoel had geboden.Dit verschil in inzicht over Pius XII tekende echter niet het bezoek: het accent lag duidelijk op verbondenheid en samenwerking.

Broeders

Pacifici onderstreepte het belang van de dialoog als ontmoeting van mens tot mens en van de bijdrage die de monotheïstische godsdiensten aan de samenleving kunnen leveren. Met name dit laatste thema kwam terug in de het betoog van de sprekers na hem, de president van de Ucei en opperrabbijn Di Segni. Di Segni sloot in zijn toespraak aan bij het beeld van ‘broeders’ dat paus Johannes Paulus II in 1986 had gebruikt om de relatie tussen Joden en christenen aan te duiden. In het boek Genesis lezen we over verschillende relaties tussen broers: van Kaïn en Abel tot Jozef en zijn broeders, die zich met elkaar verzoenen. Op welk niveau van broederschap verkeren wij Joden en christen nu? Wat moeten wij doen om werkelijk broeders te zijn? Een van de zaken die ons bindt, aldus Di Segni, is de opdracht tot zorg voor het milieu, voor de schepping. Een Bijbelse opdracht, die ook Franciscus van Assisi inspireerde. Hij eindigde met de woorden:‘Joden, christenen, moslims zijn geroepen tot de verantwoordelijkheid voor vrede.’ Heel toepasselijk zong het koor daarna Psalm 133: ‘Hoe goed is het, hoe heerlijk, als broeders bijeen te wonen!’

De Tien Woorden

De paus getuigde van de ‘diepe band met de Joden, de eersten door God gekozen.’ Centraal in zijn redevoering stond de Decaloog, de ‘Tien Woorden’. Joden en christenen kunnen samen de Tien Woorden uitdragen. Dat betekent allereerst: samen getuigen van God, in deze wereld vol afgoden. Ten tweede: eerbied voor en bescherming van het leven tegen onrecht en misbruik, erkenning van de waarde van iedere mens, die immers geschapen is als beeld van God. Ten derde: bescherming en bevordering van de heiligheid van het gezin, waarin nieuw leven gegeven wordt en de basis gelegd voor een humanere wereld. In het Sjema (= de belijdenis van het geloof in de Ene God, Deuteronomium 6:4-9; 11:13-21en Numeri15:37-41) en het Evangelie klinken de liefde en barmhartigheid van God. Alle geboden, zo zei paus Benedictus, kunnen worden samengevat in het gebod tot ‘liefde voor God en barmhartigheid voor de naaste’ (zie Deuteronomium 6,5 en Leviticus 19,34, en Matteüs 12,19-31). Deze regel bindt Joden en christenen en zet hen aan tot bijzondere zorg voor armen, vrouwen en kinderen, vreemdelingen, zieken en behoeftigen. Verder benadrukte de paus het belang van dialoog en wederzijds respect tussen Joden en christenen de groeiende vriendschap tussen beide gemeenschappen en bad hij God om vrede voor de wereld, vooral in het Heilige Land. De paus sloot af met het reciteren van Psalm 117, in het Hebreeuws: ‘Looft de Heer, alle volken, prijs hem, alle naties: zijn liefde voor ons is overstelpend, eeuwig duurt de trouw van de Heer. Halleluja.’

Tineke de Lange

Dit artikel verschijnt in RKKERK.NL, jaargang 37, nummer 1 (22 januari 2010)